Een beschouwing van een beschouwing (van Spinoza) beschouwd

Nes; Albert Steltenpool
7 min readNov 17, 2020

De aanval van Victor Kal — die na een gerede zoektocht de joodse religie omarmde — op het werk van Spinoza (in zijn boek “de list van Spinoza”) doet mij onwillekeurig denken aan de behandeling die Spinoza in zijn tijd ten deel viel door zijn joodse achterban in Amsterdam. Dit betrof een achterban die net als Spinoza voortkwam uit de sefardisch-Joodse diaspora die verdreven waren uit het restrictief katholieke (Portugese deel van het) Iberische schiereiland. Zij troffen Spinoza met een banvloek omdat zij zijn denkbeelden niet meer konden rijmen met de Joodse religie. Op een gegeven moment werd Spinoza ook fysiek aangevallen en voelde hij zich niet meer veilig in Amsterdam en week hij uit naar Rijnsburg. Verder zette dit Spinoza op geen enkele manier aan tot compromissen; hij bleef zijn seculiere denkbeelden uitdragen en uitwerken in geschriften. Niet alleen bij zijn achterban, maar ook bij de protestantse heersende klasse in die tijd waren deze omstreden. Hij voorzag dan ook middels het slijpen van lenzen in zijn broodwinning en werd daarmee zijn eigen mecenas voor zijn geschreven werk. Wat je ook van zijn denkbeelden weet of vindt, je moet wel respect hebben voor zijn moed om zo tegen de stroom in te durven zwemmen. Hij is dan ook in Nederland, bijvoorbeeld in de canon bijna ‘heilig’ in zijn onaantastbaarheid. Dat figuurlijke standbeeld wordt door Victor Kal van zijn sokkel getrokken, danwel net als Jan Pieterszoon Coen op zijn sokkel voorzien van een disclaimer. Het is een aardige gedachtenoefening om je voor te stellen wat Spinoza — hij die zelf ontheiligde — als hij het zou kunnen aanschouwen ervan zou vinden. Op zich is er ook niets mis met een revalidatie van de denkbeelden van Spinoza. Ook van Plato kan de moderne mens nog steeds veel opsteken, maar niet al zijn denkbeelden zal de moderne mens huldigen. Spinoza zag in de wetenschapsbeoefening geen rol van betekenis weggelegd voor God, of liever voor een God die zich bekommerde om het lot van de mensen. God was volgens hem slechts kenbaar in de natuur. De wetten van de natuur ontsluiten was God ontsluiten. Maar de Bijbel of de Joodse geschriften waren onbruikbaar voor wetenschapsbeoefening. Derhalve waren (religieuze) riten ook nutteloos; vanuit de rede kan er geen betekenis aan worden toegekend.

Het totalitaire denken van Spinoza

Ik moet met mijn tegenaanval tegen Kal voorzichtig zijn; ik ben maar beperkt filosofisch geschoold, ken Spinoza’s werk van horen zeggen en dat zal voor Kal zeker anders zijn. Ik baseer mij slechts op de uitgebreide bespreking van Kal’s boek door Arie Sonneveld. Ik ben als een student die hoopt te slagen voor zijn tentamen na het maken van een uittreksel van een uittreksel. Het beste zou dit dan ook kunnen worden verstaan als een onderzoeksvraag naar de bezwaren van Kal tegen de denkbeelden van Spinoza. En wellicht kan ik nog iets ter verlichting van de aantijgingen tegen Spinoza aanvoeren. Ik versta zijn kritiek als volgt; Spinoza minachtte het vermogen tot nadenken bij de massa en legde door zijn reductie van de hogere macht tot natuur de basis voor seculiere, totalitaire heilsleren welke in de twintigste eeuw tot miljoenen slachtoffers zouden leiden. Door het elimineren van een transcendente dimensie uit de wereldbeschouwing zijn in figuurlijke zin de poorten van de hel opengezet. Machthebbers konden gesteund door deze ideologieën vrij boetseren aan de voorgestane staatsvormen waarbij een paar of een paar miljoen mensenlevens uiteindelijk niet meer telden. Dit lijkt mij wat teveel ‘eer’ voor Spinoza; Arie Sonneveld schetste immers in zijn beschouwing van het werk van Kal dat Spinoza pas vanaf het midden van de twintigste eeuw als belangwekkend denker werd aangehaald. Maar de onderliggende vraag — tenminste, zoals deze door mij wordt verstaan en dus niet finaal zal worden beantwoord — blijft interessant: heeft Spinoza de(/een) basis gelegd voor (seculiere) totalitaire heilsleren (en voor de rampzalige praktijken die er uit voort kwamen)? Een daarvan afgeleide vraag is of de reductie van God tot natuur (en daarmee het wegnemen van de transcendente dimensie) an sich tot totalitair denken leidt of kan leiden. Van wat ik over Spinoza weet vind ik het moeilijk om hem als een totalitair denker voor te stellen, zoveel belang als hij hechtte aan de rede en aan de vrijheid van denken en meningsuiting.

Een belangrijk tegenargument voor het totalitaire gehalte van Spinoza’s denken lijkt mij ook dat de totalitaire systemen die wij gezien hebben helemaal niet zo seculier zijn. Of het nu Stalin, Mao of Hitler betrof; het eerste wat je in de gewelddadige ontsporing van hun regimes zag gebeuren is dat God wordt vervangen door de persoonscultus. De verhouding van onderdaan tot de despoot is dan wel niet transcedent maar in ieder geval ongelijkwaardig en dat op een manier die een verre overtreffende trap betreft van de reguliere machtsverhoudingen in de maatschappij (werkgever-werknemer, ouder-kind). In het bestendigen van deze relatie doen rites (vlaggenparades e.d.) dan ook weer hun intrede. De angst voor de hel of de duivel krijgt in de totalitaire ideologie ook een evenknie in een angst voor een bedreiging in de vorm van een ander ras (:de joden) of een andere (staats-)ideologie (:het kapitalisme). Dit tegenargument wordt echter (deels) reeds ontkracht door Kal aangezien hij stelt dat Spinoza wellicht niets zag in religie maar dat hij wel brood zag in een ‘ware religie’ die louter geconstrueerd wordt om de macht te legitimeren. Dit vanuit de gedachte dat het volk gewantrouwd moet worden. Het volk is niet in staat tot de rede en kan dus beter middels een soort semi-religie — waarin de leider figureert — tot gehoorzaamheid worden bewogen.

Spinoza en de macht

Ik zal maar aannemen dat Kal hier zorgvuldig citeert uit Spinoza, al kan ik moeilijk geloven dat Spinoza de ene dwang, die van beperkende religieuze dogma’s zou willen inruilen voor andere vormen van onvrijheid. Het wantrouwen van Spinoza naar de massa/ het volk zal mogelijk wel beïnvloed zijn door het trieste lot van de gebroeders De Witt, hetgeen hij zich erg aantrok.

Het trieste lot van de gebroeders De Witt verbeeld door Jan de Baen (1672)

Toch vindt Kal wel degelijk overwegingen bij Spinoza die niet alleen hem maar de meesten in deze tijd de wenkbrauwen doen fronsen, zoals: “Een machtsregime heeft het recht ieder die niet zonder meer met dat machtsregime akkoord gaat, in wat dan ook, als zijn vijand te beschouwen [en] om op de meest gewelddadige wijze de heerschappij uit te oefenen, en burgers op futiele gronden te liquideren.” (TPT 425). Het noopt zonder meer tot het minder kritiekloos op het schild hijsen van Spinoza als strijder van het vrije woord. We moeten echter ook weer niet teveel met de ogen van deze tijd naar Spinoza kijken. Natuurlijk had Spinoza bij de leider en de hem ondersteunende, geconstrueerde ware religie (‘de list’) niet een Stalin en zijn cultus in gedachte. Al zou het zomaar kunnen dat Marx zijn “religie is opium voor het volk” bij Spinoza heeft opgedaan. Maar Spinoza zal gedacht hebben aan een wijze leider, een leider beschikkend over de rede. Ik denk dat Spinoza in bepaalde opzichten een (te) rechtlijnig denker was. Zo stelde hij dat er als uitvloeisel van de rede, in het uitwisselen van gedachten geen blijvende onenigheid kan bestaan. Ik beschouw dat als een overschatting van de rationaliteit van de denkende mens. De mens is ook een voelend wezen met chronisch verschillende attitudes naar allerhande zaken. Verder kon Spinoza ook maar beperkt steunen op democratische praktijken waarin het controleren van de macht door checks & balances op humane wijze zijn beslag kreeg. De republiek waarin hij werkte was weliswaar t.o.v. omliggende machten een relatief egalitaire staat, maar nog lang niet de democratie die Nederland nu is. Ik denk dat Spinoza ook een beetje terugschrok voor de bandeloosheid die als gevolg van zijn denkbeelden zou kunnen ontstaan: Als de mens geen vrees meer kent voor God kan de macht er dus ook geen autoriteit meer aan ontlenen. Spinoza was realistisch genoeg om te realiseren dat een samenleving niet zonder machtsconcentratie kan functioneren. En ik denk dat we Spinoza toch het krediet moeten geven dat hij met zijn strenge eliminatie van religieus denken uit de (natuur-) wetenschapsbeoefening de wetenschap en daarmee de samenleving verder heeft gebracht. En bijvoorbeeld Montesquieu kon er met zijn trias politica op verder bouwen, Spinoza deels corrigerend. Zodat er vervolgens vormen en structuren konden worden gevonden om de stem van het volk te horen en in redelijkheid mee te wegen in zoiets als een landsbestuur. Maar “de bevrijding van God” door Spinoza bracht nog geen bevrijding in de vorm van een rechtvaardige, veilige samenlevingsstructuur, of zelfs maar een grondslag daarvoor — dat heeft Kal zeker terecht aangetoond.

Dat God natuur (of in de natuur te kennen) is, zoals Spinoza stelde zal ik niet bestrijden. Het enthousiasme van sommige natuurwetenschappers bij het opdoen en ontvouwen van hun wetenschappelijke inzichten doet mij wel eens denken aan een soort religieuze vervoering: er wordt een piepklein stukje — op bijvoorbeeld atoomniveau — begrepen van een oneindige intelligentie (die mogelijk God is). Spinoza mag vinden dat dat alles is, maar ik mag vinden dat er ook in transcendentie een persoonlijk verhouden met die God mogelijk is. Natuurlijk betreur ik als katholiek net als Kal het verdwijnen van religieuze riten uit de samenleving. En natuurlijk valt te vrezen dat mensen zonder (deze) ankers — wat ik Spinoza niet exclusief verwijt — ontvankelijker worden voor demagogische ‘dwaalleraren’. Daar staat weer tegenover dat (b.v.) christelijke rituelen en vermeend christelijke dogma’s weer moeiteloos worden ingepast in allerlei onfrisse, extreemrechtse bewegingen (zie Poetin en Trump’s MAGA). Bovenal wil en moet ik ook vertrouwen op andere krachten. Ik moet vertrouwen op mijn kinderen — die momenteel weinig zien in katholieke riten. Ik moet vertrouwen op hun vermogen tot ‘redelijkheid’.

--

--

Nes; Albert Steltenpool

Nes (here represented by Albert Steltenpool); Dutch folk rock band. Key elements: engagement, fascination for history.